Waarom archeologie
In de bodem van Nederland bevinden zich tal van bodemschatten uit het verleden. Overal waar de mens komt laat het sporen achter. Deze sporen kunnen bestaan uit archeologische materialen, zoals bijvoorbeeld aardewerk scherven, vuurstenen en metalen objecten. Bij goede conserveringsomstandigheden kunnen zelfs organische materialen zoals hout, bot en zelfs zaden en pollen bewaard zijn gebleven.
Naast archeologische materialen vinden archeologen ook archeologische grondsporen terug. Deze ontstaan op plaatsen waar de mens in het verleden de bodem heeft geroerd, waarbij verkleuringen in de bodem ontstaan. Archeologische grondsporen kunnen bestaan uit bijvoorbeeld: paalgaten, ingegraven sporen van palen voor een huis, kuilen voor het dumpen van afval, of greppels voor het afvoeren van water.
Bij een archeologisch veldonderzoek is het de taak van de archeoloog om deze bodemschatten te waarborgen. Archeologische vondsten en grondsporen worden in het veld verzameld en gedocumenteerd. Wanneer het veldonderzoek is voltooid is het terrein vrij van archeologie. Verdere ontwikkeling van het terrein kan worden uitgevoerd, omdat de analyse en rapportage van het archeologische onderzoek op het kantoor wordt gedaan.
Het doel van de archeologie is het vergroten van de kennis over onze voorouders. Voor de reconstructie van de levenswijze van de mensen uit het verleden bestudeert de archeoloog de voorwerpen en sporen die zich in de grond bevinden: in het zogenaamde bodemarchief. Dit in tegenstelling tot het vak geschiedenis dat geschreven bronnen bestudeert. De archeologie en geschiedenis leveren verschillende soorten kennis. Door archeologische en historische gegevens te combineren wordt het gezamenlijke doel bereikt: meer inzicht in het verleden.
Het deel van het verleden waarvan geen geschreven bronnen bekend zijn wordt prehistorie genoemd. Dit tijdperk, waarvoor de archeologie de enige informatiebron is, loopt tot de Romeinse tijd. Romeinse schrijvers (o.a. Plinius) hebben wel over de bevolking in het huidige Nederland geschreven, maar schriftelijke bronnen uit ons land zelf zijn niet bekend. Deze periode wordt proto-historie genoemd. Ook hier is de archeologie de belangrijkste informatiebron voor het verleden. In de middeleeuwen, wanneer de eerste (kerkelijke) bronnen in en over ons land worden geschreven, gaat de historische periode van start. Vanaf dat moment wordt de geschiedenis een belangrijke informatiebron voor het verleden. Toch is ook archeologie voor deze latere tijdsperioden van groot belang, omdat het continu nieuwe of andere inzichten geeft dan de opgeschreven geschiedenis.
Het bodemarchief, waarin zich de archeologische sporen en materialen bevinden, is onvervangbaar. Archeologische sporen zijn uniek en kunnen maar één keer opgegraven worden. Om bij opgravingen zo weinig mogelijk informatie verloren te laten gaan mag archeologisch veldwerk alleen maar door deskundigen (BRL 4000 SIKB certificaathouders) worden uitgevoerd. Professionele archeologen werken daarbij regelmatig samen met vrijwilligers en studenten.